Ik heet Karmozijn
  Critici in Turkije over Orhan Pamuk

Vijdan Yıldırım

Het boek Ik heet Karmozijn oftewel Benim adım Kırmızı van de bekende Turkse schrijver Orhan Pamuk verscheen in Turkije voor het eerst in december 1998. In de eerste oplage verschenen er vijftigduizend exemplaren en drie maanden later waren er al honderddertigduizend verkocht. Telkens bereiken Pamuks boeken recordoplages. Niet alleen in Turkije zelf maar ook in het buitenland is er veel interesse voor het werk van Orhan Pamuk. Voordat zijn zesde roman Ik heet Karmozijn in Turkije uitkwam, hadden uitgevers in onder andere Nederland, Verenigde Staten, Engeland en Italië de vertaalrechten al opgekocht. Uiteindelijk verscheen vorig jaar Pamuks roman in het Nederlands, waarmee het zijn vijfde boek is dat in het Nederlands is vertaald.

Ik heet Karmozijn speelt zich af in 1591, gedurende negen winterse dagen in Istanbul. De vader van de mooie Sjekure ('Oom') heeft een geheime opdracht van de Osmaanse sultan. Onder zijn verantwoordelijkheid werken de beste hofminiaturisten aan een geheim boek met tekeningen in westerse stijl.
Binnen de kring van Osmaanse miniaturisten is een richtingenstrijd gaande. De ene groep wil de oude waarden en normen behouden en vindt dat niet afgeweken mag worden van de Perzische meesters. In religieuze zin is deze groep trouw aan de koran of aanhanger van de prediker Noesret van Erzoeroem, bestrijder van alle vormen van nieuwlichterij. De andere groep binnen de meesterschilders richt zich op het Westen, de Renaissance, het heidendom.
Het boek begint met een moord op een van de aanhangers van de oude garde. 'De Priegelaar' ligt in een put, zijn schedel is ingeslagen. In elk hoofdstuk vertelt vervolgens één personage in de ik-vorm zijn verhaal. Kara, een van de belangrijkste personages in het boek, wordt door zijn Oom, de vader van Sjekure, gevraagd om naar Istanbul terug te keren en de moordenaar op te sporen. Kara ziet dit tevens als een mogelijkheid om zijn liefde voor Sjekure (inmiddels gehuwd, en al vier jaar wachtend op de terugkeer van haar man) weer een kans te geven.

Het boek is in veel buitenlandse pers erg positief ontvangen: '... meesterlijk gecomponeerde roman, die niet alleen een parabel is, maar ook een ongewone detective.' (NRC Handelsblad, november 2001). 'Deze roman is briljant van vorm, geestig en handelt over ernstige onderwerpen. Maar zelfs deze veelomvattende omschrijving omvat niet dat waarin de ware grootsheid van dit boek gelegen is: dat Pamuk met schijnbaar gemak datgene lukt waar anderen slechts naar kunnen streven', vertelt Times Literary Supplement ons. Andere buitenlandse bladen spraken in dezelfde toon over het boek.

Maar hoe is er in Turkije over Orhan Pamuk en dit boek geschreven? Een vaak gehoorde kritiek in Turkije is dat Pamuks boeken te moeilijk of zelfs onbegrijpelijk zouden zijn. De verzuchting 'ik heb het gelezen, maar ik snapte er geen barst van' wordt meestal in verband gebracht met de boeken van Pamuk. Dit geldt echter niet voor zijn - inmiddels een na laatste - boek Ik heet Karmozijn. Serieuze literatuurcritici spreken voornamelijk lovend over het boek. Zo schrijft Yavuz Selim Karakışla in het literair tijdschrift Virgül (januari 1999), het volgende: 'Lange zinsconstructies waardoor je het niet kan begrijpen, geen vloeiende teksten en de zwartgallige vertelwijze, al deze kritieken die in de voorgaande (vier) werken van Pamuk te vinden waren, gelden niet voor dit boek. Je leest Ik heet Karmozijn in een adem uit.'

Een ander vaak gehoorde en wijd verbreide Turkse mening is dat Pamuks boeken vooral voor westerlingen geschreven zijn. Zo stuitten we op de website van de Orta Doğu Teknik Üniversitesi (ODTÜ), de Midden Oosten Technische Universiteit in Ankara, op de kritiek van een zekere Ferhat: 'Ik durf te beweren dat Orhan Pamuk bij het schrijven van dit boek (Ik heet Karmozijn) absoluut niet de Turkse lezer voor ogen had. Hij heeft het voor de westerlingen geschreven.' Datgene wat als vanzelfsprekend wordt geacht voor de Turken, wordt in het boek te veel uitgelegd, meent Ferhat, bijvoorbeeld door het in details treden bij de uitleg van de islam.

Je zou verwachten dat juist de streng moslimgelovigen niet blij zouden zijn met Karmozijn, vanwege de gerichtheid op het Westen en de positie van Sjekure in het boek, die als tekenend gezien wordt voor de ondergeschikte positie van de vrouw in de islamitische maatschappij, zelfs al is ze afkomstig uit de hogere kringen. Maar de meest opmerkelijke en felle reacties kwamen uit de 'moderne' hoek.

  Benim adım Kırmızı  
Sommige prominenten in Turkije waaronder de dagbladcolumnist Emin Çölaşan en de wijlen politicoloog Ahmet Taner Kıslalı, vinden dat Orhan Pamuk - met al zijn boeken - de stichter van de republiek Turkije in een kwaad daglicht stelt. En omdat hij een Atatürk-hater zou zijn, wijzen ze hem finaal af als belangwekkend schrijver. Naar aanleiding daarvan barstte een voor Nederlandse begrippen vreemde discussie los. Blijkbaar vinden Emin Çölaşan en Ahmet Taner Kıslalı het belangrijker dat een romanschrijver zijn liefde voor Atatürk toont, dan dat zijn werk een bepaalde literaire waarde heeft. Beide heren geven in hun columns toe Ik heet Karmozijn niet gelezen te hebben, geen van beiden is literatuurcriticus maar toch menen ze hem als schrijver te kunnen afschrijven. Çölaşan gaat erg ver met zijn aantijgingen en beweert zelfs dat men liegt over de verkoopcijfers van het boek.
Enis Batur verwoordt in 'Cumhuriyet Kitap', de boekenbijlage van het dagblad Cumhuriyet van 18 februari 1999, zijn verontwaardiging over deze discussie. In zijn stuk 'Het leven van een romanschrijver zuur maken, in plaats van de roman lezen' bekritiseert hij de houding van de twee prominenten. 'Er is veel mis in Turkije. Men verliest het evenwicht. We moeten ophouden met mensen persoonlijk aan te vallen, laten we leren om het product inhoudelijk te beoordelen.'
Maar er is meer aan de hand in Turkije, meent Batur. Het slaat zo ver door dat er in Turkije vreemde situaties voorkomen. Zo kan een columnist een boekrecensie schrijven (althans pretenderen dat te kunnen), een acteur kan burgemeester worden, een crimineel in een tv-serie spelen, volgens Batur.
Deze discussie typeert de houding en de verwachting ten opzichte van romanschrijvers in Turkije. Romanschrijvers behoren zich in het maatschappelijk leven te mengen met politieke standpunten en moeten daar ook in hun werk iets mee doen. En als dat verkeerd valt binnen een groep, dan worden ze daarop aangevallen. Men verwacht dat Pamuk als moderne schrijver, een pro-Atatürk standpunt inneemt in zijn romans. Ze beoordelen dus niet de roman maar de persoon.

Anachronismen
Het opmerkelijk is dat de inhoudelijke recensies in Turkije in tegenstelling tot die in Nederland bijvoorbeeld, voornamelijk over de historische feiten in het boek gaan. Het is een historische roman met anachronismen, geeft Süha Sertabiboğu aan in 'Cumhuriyet Kitap' (25 februari 1999). In hoofdstuk 3 'Ik ben een hond' worden de honden in Europa beschreven: 'In datzelfde Europa van de ongelovigen schijnt trouwens iedere hond een baas te hebben. De stakkers schijnen daar aan een ketting door de straten gesleept te worden alsof ze de nederigste slaven zijn. En daarna dwingen de mensen hen hun huizen binnen te gaan, het schijnt zelfs dat ze hun honden mee naar bed nemen.' Sertabiboğu legt in het stuk uit dat in de 16e eeuwse Europa erg veel loslopende honden op straat te vinden waren. Er werden in die tijd alleen jachthonden door mensen gehouden. Dus heeft Pamuk dit bewust gedaan, stelt Sertabiboğlu.
Yavuz Selim Karakışla laat in zijn stuk in het literair tijdschrift Virgül zien dat Pamuk het islamitisch huwelijksrecht van die tijd goed heeft bestudeerd. Om Sjekure te laten huwen met Kara, worden deze huwelijkse voorwaarden tot in details beschreven. Maar in het boek komen ook historische onjuistheden voor, vertelt Karakışla. Sertabiboğu vat dit juist op als een literair middel dat Pamuk toepast om een bepaald effect te bereiken. Zo is het volgens Karakışla onwaarschijnlijk dat - buiten Esther - alle personages alfabeet zijn en prachtige briefwisselingen kunnen houden. 'Dit is voor die tijd niet realistisch. Meeste mensen waren toentertijd analfabeet', benadrukt Karakışla. 'Daarnaast', vervolgt hij 'speelt het boek zich af in Istanbul, maar Istanbul komt niet voor in het boek. De straten zijn vrij rustig en leeg, er is geen volk aanwezig, geen oproep tot gebed is te horen en het hofpaleis lijkt uitgestorven. Daarnaast ben ik me er niet zeker van dat in het jaar 1591 de kappers scheermessen gebruikten.'
Een andere criticus, Yusuf Altuner, gaat ook in op het realistische gehalte van de roman en dan met name op het taalgebruik van Esther. Deze joodse vrouw, die niet kan lezen en schrijven, heeft volgens hem een te geletterd taalgebruik. Bijvoorbeeld op pagina 53: 'Ik mag dan een Esther zijn die niet kan lezen of schrijven, en de pen lijkt misschien te zeggen dat hij haastig en achteloos schrijft zonder al te veel aandacht, maar zo vloeiend als het schrift is, en zo gracieus als de letters huiveren, alsof ze gezamenlijk in een zwoel briesje staan, dat toont toch dat hij heimelijk precies het tegenovergestelde beweert.' Het taalgebruik is volgens Altuner een groot probleem binnen de literatuur. 'De schrijver denkt niet in termen van realistisch taalgebruik, maar meer in het raffineren van het taalgebruik van de karakters', legt Altuner in zijn stuk uit.

Umberto Eco
In Nederlandse recensies wordt Pamuk vaak vergeleken met grote schrijvers uit de wereldliteratuur. De Turkse criticus Karakışla is het daar volkomen mee eens. Ik heet Karmozijn en daarmee Pamuk als schrijver vertoont overeenkomsten met Umberto Eco en zijn boek De Naam van de Roos, legt Karakışla uit in zijn recensie in Cumhuriyet Kitap. Het verhaal van de 'Roos' speelt zich af in de winter van 1327 in Noord-Italië in een klooster/abdij. Het boek beschrijft de zeven moorden die in zeven dagen worden gepleegd.
Karmozijn lijkt een soort oosterse invulling van Eco's 'Roos' te zijn. De monniken in 'De Naam van de Roos, zijn in Pamuks boek de hofminiatuurschilders, het verboden/verloren boek van Aristo is in Karmozijn het geheime boek van de zwager, de christelijke fundamentalisten vinden hun tegenhangers in de aanhangers van de fundamentalistische prediker Noesret ('de Erzoeroemer'), citaten uit de Bijbel versus citaten uit de Koran. En ten slotte een hoofdpersoon die de moord moet oplossen: bij Eco komt William voor om de moorden op te lossen, in Karmozijn speelt de hoofdpersoon Kara - die net teruggekeerd is uit Iran - deze rol.
Hoewel het verhaal in de zeventiende eeuw gesitueerd is, geeft het boek de problemen weer waarmee Turkije nog steeds worstelt: het schipperen tussen het Oosten en het Westen, oftewel modernisme versus authenticiteit. Dit is de algemene opmerking in de westerse pers. Wie dit boek wil begrijpen moet het boek niet alleen als een historische roman lezen, maar moet juist de filosofie erachter proberen te lezen. Met een identiteitsprobleem heeft de roman zeer zeker iets te maken, gezien de discussies in Turkije.

Bronnen: Süha Sertabiboğlu, 'Bir çınarın dallarında: Benim Adım Kırmızı', uit: 'Cumhuriyet Kitap' 25-02-1999
Enis Batur, 'Roman okumaktansa yazarının canına okumak', uit: 'Cumhuriyet Kitap' 18-02-1999
Yavuz Selim Karakışla, 'Gülün adı Kırmızı', uit: Virgül van januari 1999
Eleştiri - Benim Adım Kırmızı, bron website: http://www.ceng.metu.edu.tr/~ferhat/yazilar/kirmizi.html
Prof. Dr. Gürsel Aytaç, 'Benim Adım Kırmızı', uit 'Cumhuriyet Kitap' 14-01-1999
T. van Deel, 'God is de enige portrettist', uit Trouw van 12-01-2002
Ger Groot, 'Orhan Pamuks roman over zestiende-eeuws Istanbul, Perspectief maakt alles plat', uit NRC Handelsblad 23-11-2001
Orhan Pamuk, Ik heet Karmozijn. Uit het Turks vertaald door Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden, De Arbeiderspers, 2001
Orhan Pamuk, Benim Adım Kırmızı, Iletişim yayınları, 1998
Engin Kılıç, Orhan Pamuk'u anlamak, Iletişim yayınları, 1999

t